Notitieblok door Piet Dorenbosch
achterkant vel A14
Mr BHD Hermersdorf: De volksaard de Salische Franken uit eigen rechtsoptekening
benaderd 1951
p 7 Verbleef het vee – we denken aan koeien, paarden en schapen – gedurende
de zomermaanden naar alle waarschijnlijkheid in gemene weiden en bossen, ‘s winters
stondt het op stal. [Lex Salica]
Br. H. V 1953. Dr Enklaar – Gemeentee Gronden in Noord-Brabant
Br H VI 1954 De Kleine Meieri VII nr 8 F Smulders, De Gemeijnt
van Oosterwijk.
Br H VII 1955 F.W. Smulder: Dorp, parochie, gemeynt,
gericht
p 3 Een gemeijnt is een gebied met woeste gronden (hei- en
moervelden en wild grasland) binnen een bepaalde omgren-
zing, dat in gemeenschappelijk gebruik is bij de inwoners
van één of meer dorpen of bij de bewoners van een deel van
een dorp. ’t Wordt gebruikt om vee en schapen te weiden,
turf en leem te steken, strouwsel en bunt te maaien en heijplaggen te
steken. Nauwkeurig is bepaald, welke personen gerechtigd zijn
in de gemeynt. Soms zijn alle inwoners van een dorp gerechtigd
in t gebruik den “Aert” van de gemeijnt of vroente of wildert
soms slechts een deel der dorpsinwoners, soms verschillende dorpen
tegelijk. Voor ’t gebruik der gemeijnt betalen de gebruikers
een gebuurcijns, de gezworenen (sons genoemd: heemraden of
schaarmeesters) hebben het beheer van de gemeynt in een schutter
(soms vorster of preter genoemd) moet toezien, dat geen
vreemde personen gebruik maken van de gemeynt, dat geen
Vervolg op B47
A15 Kampina II
Br H XVI mrt apr 1964
G. Beex: Wat is een rijt?
pag 27 Een ven is een laagte met een vrij zandige bodem. Het
heeft geen natuurlijke afwatering. Vrij veel vennen komen
in de zomer droog te staan. De zandige bodem heeft bijna
geen begroeing tenzij lagns de rander wat buntgras.
Met de veel voorkomende naam Goor of samenstellingen
daarvan wordt een laagte aangeduid die nooit geheel
droog valt en een modderige of moerassige bodem
heeft. De meeste goren hebben bij hoge waterstanden
ook een natuurlijke afvloeiing naar een riviertje……
Als de waterlossing van een goor verbeterd wordt met
een “Goorloop”, krijgt men een begroeiing met ??agel
riet, elzen en waterwilg.
In “De Kleine Meierij” VI nr 6 (1953)
F Smulders: de Balsvoortse Hoeve
Brab 13e jg no 4 aug 1964
E E van der Voo: Over de betekenis en het behoud van de Brabantse
vennen
pag 127 Van deze soorten [een onzer fraaiste grassoosten, moerassmele
kruipende waterweegbree, moerashertshooi met goudgele bloempjes en door
dauw gepareld grijsgroen loof, ondergedoken moerasscherm, witbloemige
waterranonteel en in de nat voedelrijpere plassen kleine egelskop,
steelelatine, pilvaren en middelst blaasjeskruid] zijn er in de
vennen …….. en Winkelsven in Kampina (gem. Boxtel) te
vinden.
Transcriptie en redigeren: Sept 2024 Hans Mestrum m.b.v. Transkribus