Notitieblok door Piet Dorenbosch
achterkant vel A39
p 14 Na de van Oorschots volgt Ferdinand van Stekelenburg, molenaar
te Asten, die in 1915 de molen (v. Someren op Sluis XI) Koopt. In de
oorlogsjaren heeft er een zeker Berns op gewerkt. Van Stekelenburg doet
in 1919 de molen weer van de hand.
Bijdragen tot de studie van het Brabants Heem Deel II
Mr BHD Hermesdorg: De volksaard der Saksische Franken uit eigen
rechtsoptekening benaderd 1951 [Lex Salica]
p 5 Leest men de Salica met de nodige aandacht, dan blijkt de betekenis van de molen
(molinus, waarschijnlijk de watermolen) in het salische landbouwbedrijf…..
Wie iets over de sluis (sclusa) – de molen of “farinarius” blijkt hier duidelijk
een watermolen te zijn – vernielt, betaalt enneens 15 schellingen…….
Br H IV 1952 Kroniek p 118
Vlugschrift De Kleine Meierij V 3 F Smulders: De Luisselse Water-
molen
Br H X ’59 p13 AF Frenken pr Uit de schepenprotocollen van
Eindhoven IV
p 14 Molendwang
Veel Brabantse molens waren banmolens, waaraan het privilige was verbonden,
dat de ingezetenen van een gemeente of van een bepaalde kring (ban), waarin deze
molen stond, verplicht waren om hun granen dáár en niet elders
te laten malen. Dit betekende voor die ingezetenen veelal een
ongewenste dwang en de eigenaars van molens, die dat
privilege niet bezaten, voelden zie daardoor ernstig in haar bedrijf
benadeeld. Geen wonder, dat dit z.g. recht van banaliteit door
hen veelvuldig miskend en geschonden werd.
A40 Bisdom
Br H XIII no 1 jan febr ’61
Kapi Nelstokjes FW. Smulders: Stift of Prinsbisdom.
pag 20
In de middeleeuwen bezitten de bisschoppen als wereldlijk vorst een
bepaaldd gebied dat het Stift of het Sticht heet en, wat Luik betreft,
ook prinsbisdom genoemd wordt, naar de prinsbisschop (prince évèque).
Het gebied, waarover de bisschop zijn geestelijke, kerkelijk macht
uitoefent, is veel groter dan zo’n stift
[in onze provincie kan alleen sprake zijn van het bisdom Luik]