Notitieblok door Piet Dorenbosch

achterkant vel A05
betekent veeleer “land der geleukten (??)” (der omheinde velden)
dan “vlakteland”. Als het een verkorting zou zijn
(‘t kan haast niet zo vroeg) van canapina,
canabina, zou het “hennepland”,  “kempland”
betekenen, zo als de Bossche familienaam
Kanapart later Kempaert wordt).
In De Kleine Meijerij XII nr 10 1959
F.W. Smulders: De Balsvoortse Hoeve
Brab. 7e jg nr10 okt 58
pag 296 F W Smulders: Enkele kanttekeningen bij
Dr A Weijnen: Praegermaense Elementen van de Nederlandse
toponiemen en hydroniemen. (Tilliburgis
no 4. Uitg. Malmberg ‘s-Hertogenbosch, 1958).
Wat de Lei (middeleeuws die Leyde) betreft in tegenstelling
met Weijnen houd ik een Keltische afleiding voor te vergezocht, daar men
voor waterloop ook de naam “waterganck aantreft en daar het,
zelfs bij een ven, een gegraven afvoersloot kan zijn (blz 21)
De zo dikwijls voorkomende leigraaf wijst ook op gegraven
althans vergraven waterlossingen. Bij dat Huusvenne in
Bokstel treft men in de middeleeuwen ook een “leyde” aan,
Evenals bij ‘t Kolkven in Oisterwijk; dat zijn inderdaad
waterleidingen of -afleidingen!

A06 Hertog Jan
Br H. XII – 3, mei – Juni 1960
Chr. Thijssen: De vestiging van de standenstaat in Brabant
pag 60. De hertog van Brabant stont op het einde van de 13e eeuw
aan het hoofd van een van de machtigste leenstaten, die zich op de bodem
van het vroegere Neder-Lotharingen ontwikkeld hadden. De iure voerde
hij het bestuur als leenman aan de keizer, maar in feite gedroeg
hij zich als een zelfstandig vorst, als landsheer
1) — In theorie was de hertog absoluut heerser die alle macht
uitoefende (de iure namens de Keizer), maar in de praktijk zag hij
die macht beperkt door het bestaan van talrijke heerlijkheden, waar de ridders
als feodale heren de scepter zwaaiden
— als zodanig had een (wisselend) aantal vazallen zitting in de
hertogelijke raad; als zodanig bekleedden anderen het ambt van seneschalk (??),
kamerheer of standaarddrager Bedoeld als instrument voor gezags-
concentratie, sloot dit “stelsel” ook gevaarlijke elementen voor gezagsont-
binding en decentralisatie in zich: het erfelijk en onvervreembaar
worden van leengoederen en ambten gaf de vazallen een grote zelfstandig-
heid Om dit gevaar te bezweren voerde Jan I (1268-1294) het
ambtenarensysteem in [rzou kunnen uitlopen op absolutisme]
Dat tegenwicht was in Brabant aanwezig: de steden.—- Hun
voorpoed werd verhoogd in de 12 en 13e eeuw, toen de landweg Brugge-
Antwerpen-Keulen betekenis kreeg als handelsweg [tollen] De hertogen
van Brabant hebben daarom vanaf het begin van de 13e eeuw naar
gestreefd, de hele landweg van Brugge over Gent, Antwerpen,

Transcriptie en redigeren: Sept 2024 Hans Mestrum m.b.v. Transkribus

fbicon twiticon