Notitieblok door Piet Dorenbosch
achterkant vel B48
Boxtel binnen | f | 1172 | -8 | -8 |
Musel en Onrooij | f | 520 | 0 | |
Gemonde | f | 369 | 10 | 8 |
Klijnderliempde | f | 351 | 1 | 8 |
Lennisheuvel | f | 369 | 19 | – |
Bruukelen | f | 211 | 14 | |
Tongeren | f | 377 | 17 | |
Roond | f | 211 | 15 | 8 |
Luysel | f | 222 | 6 | – |
Hal, Hult en Zelissel | f | 397 | 5 | 8 |
Bezaayd | f | 11 | 14 | – |
f | 4215 | 14 | -8 |
AM. Frenker pr: Documenten betr. de kap v. Hilvarenb:, S.O.
en Oirschot ‘s-Hertogenbosch 1956
Hertgangen . p. 275. 12. Toentertijd vier gehuchten onder de
parochie Oirschot, tegenwoordg onder de parochie Best. In het latijnse
stuk heten zij “pastoriae” (afgeleid van pastor= herder, of
van pasture = weide), de Oirschote archiefstukken geven in het
nederlands het latijne woord “pastoria” weer met herdescap en
hertganck: De vier gehuchten waren dus hertgangen van de gemeente
Oirschot, buurten welke deel uitmaakten of eertijds uitgemaakt
hadden van de gemeentegronden.
Br. H 38e jg 1986 nr 2 DR J. Molemans: De Kempische gemeente.
p.84. Een tweede criterium betreft een onderzoek naar de economische indeling
in heerdgangen of scheperijen…….: het was een rationele verdeling van de weide-
plaatsen – met name de heidevelden- waarop aanvankelijk (tot omstreeks het)
einde van de 16e eeuw) buurschapsherders het vee van de ingezetenen die van een
heerdgang of scheperij deel uitmaakten, hoedden.
p 88 Synoniemen van scheperij zijn heerdgang, heerdwegen en
heerdschap, waarin telkens als eerst lid heerd, tot in de 19 de eeuw in de
Kempen zeer gebruikelijk voor herder (daarnaast ook schaper, dial.
scheper).
B49 Grondheerlijkheid
Br H VII 1955 p2 FW Smulders: Dorp, parochie,
gemeynt, gericht.
p.6. …..Heren van grondheerlijkheden, die een heel dorp omvatten,
hebben dikwijls de hoge heerlijkheid gekocht of in pand gekregen van
de Hertog. Kleinere grondheerlijkheden zijn, evenals de grotere,
meestal gefeodalizeerd door opdracht aan de hertog; ofwel ze
zijn ontstaan uit een gift of beneficium (de hertog gaf grond
in plaats van salaris aan een ambtenaar of krijgsman);
in beide gevallen zijn ze dan leenroerig aan de hertog. Enige
zijn wellicht allodiaal gebleven. De oorspong van vele
grondheerlijkheden verliest zich in de duisternis van vóór 1300
Bij een grondheerlijkheid of domein (dominiun fundi)
behoort een laathof of cijnshrof, met jurisdictie over de laten
of cijnsmannen, d.w.z. de beziters van grondheerlijke
cijnsgoederen. De grondheerlijkheid behoort evenals de gemeynt
bij de middelbare heerlijkheid. De grote macht der (nieuwe)
schepenbanken heeft ’t bedrijf der laatbanken verlamd
daar het sinds de 14e eeuw niet meer nodig was, dat
cijnsgoederen overgedragen of verkocht werden onder
getuigenis van enige laten. In de 13e eeuw treden laten
op als getuigen bij verkoopakten van cijnsgoederen voor de
schepenbank, daarna verdwijnen die laten.
Oorspronkelijk ging het nóg anders. Wie een cijnsgoed wilde verkopen, droeg het op
aan de grondheer met verzoek het weer over te geven aan de koper. Git gelemde dan
op een jaargeding of vergadering van alle laten.
Transcriptie en redigeren: december 2024 Hans Mestrum m.b.v. Transkribus