Notitieblok door Piet Dorenbosch
achterkant vel B50
het verband tussen de hond- namen en germaanse begraafplaatsen.
Voor dit verband tussen germaans grafveld hun, hoen, hond en
katten-namen moge ik verder verwijzen naar de uiteenzettingen
van Kuysten 72)
( 72) C. A. Kuysten, Beschouwingen over Eindhoven en naaste
omgeving, Eindhoven 1938)
Br H. VII 55 p. 92 H Mandos, Hoe kwam men aan de grensbepaling “half”
in toponiemen als “Halvemijl”
……Dat leert ons Dr J. Helsen in zijn interessante studie Oud grens-
recht, verschenen in Bijdragen tot de geschiedenis (bijzonderlijk van
het oud hertogdom Brabant) 38e Jrg 3e R VII dl (1955) pag 9.
Wanneer hij daar de middelen bespreekt, die gebruikt werden om grenzen aan
te duiden, vermeldt hij sub 4: “Valleien en ravijnen, die zoals sloten of
grachten, tot in de helft van hun breedte aan elk van de aangrenzenden
toebehoren, met de noot: “Vandaar het gebruik van de bepaling
“half” in grensnamen. Zie onze Toponymica in Kempische
Grensafbakeningen e. blz 23-26 in de Meded. Verenig. Naamk.
te Leuven en de Comm Naamk. te A’dam XXXI (1951)
[zie voor het toponiem Casteren C onder Tongeren 19]
Bijdr tot de studie van het Brabantse Heem, deel XI (1969) Volkskunde en archeologie
door Prof Dr K.C. Peeters
De plaatsnamen waren en zijn nog een merkwaardig bestanddeel van het
volksleren…..” zeer dikwijls oerode, enig bewaarde relicten van lang verdwenen
omstandigheden” (D. J. Lindemans)
B51 Boerderij
Br. H. VII 1955 p 54 F W Smulders: Een proefschrift over tijdpachten.
De grootte der hoeven (38) wordt in de 14e en 15e eeuw bijna
nooit opgegeven, omdat een hoeve omtrent 12 buunder groot was (een
dubbele hoeve 24 buunder). Bij deze 12 buunder, waarvan een klein
gedeelte tot wei gemaakt kan zijn, komen dan nog de daarbij
of verderaf gelegen hei – en turfvelden, beemden, broekland en
houtwassen van afwisselende grootte. In de akten in 16e, 17e en 18e
eeuw worden de landerijen der hoeven afzonderlijk met de grootte
omschreven p 54 ; en dan blijkt de grootte meestal ongeveer 12 buunder
met daarbij dan de heidevelden, beemden enz.
id De kleine Meierij IX nr 2 F Smulders, De Balsvoortse
Hoeve [schrift nr 10) pag 1 t/m 12: Inleiding van Dr A van Lierop
over Boerderijen in Brabant
Na het open vuur in den herd kwam de plattebuis, daarna het
fornuis P vd Meijden, 23/1 ’79
MJC Hurkmans: Hapert zoals het vroeger was
nr 8 …..de waterput met de vlierstruik. In vroeger tijd stond naast
vrijwel elke boerderij wel een vlierstruik. Want, zo zei men: de vlier-
struik houdt de boze geesten op een afstand. Ze hielden er ook de vliegen
die een hekel hebben aan vlier, meer op een afstand. Ook maakten ze
er vlierbloesemthee van. Die werkte kalmerend en was ook een goed
middel tegen opkomende verkoudheid.
nr 167. Louis van Gompel was de enige smid in de Kempen die nog ronde
manèges maakte. Deze manèges werden vroeger door de boeren gebruikt bij
het dorsen. De dorsmachines werden met paardekracht aangedreven
Als er gedorst moest worden liep het paard op z’n eentje zijn rondjes in de
manege. Later is de manège door benzinemotoren vervangen. Nu laat
de boer een loondorser komen.
Transcriptie en redigeren: december 2024 Hans Mestrum m.b.v. Transkribus