Notitieblok door Piet Dorenbosch
achterkant vel B68
Het krachtige en stellig niet ongemotiveerde verzet van hun
tegenstanders Van den Elsen en Van den Heuvel, die de grootste
Boerenbonden, nl. de Noordbrabantse en de Limburgse achter
zich hadden, maakten hen steeds heftiger en persoonlijker in
hun aanvallen…… Er zijn van beide zijden woorden gesproken en
geschreven, die beter verzwegen of in de pen gebleven waren.
[Louis v. R. verzocht de abt om Van den Elsen voortaan binnen de klooster
muren te houden]….. p 91Alphons van Rijckevorsel zou bij de abt zijn
geweest, zelfs ook hij de bisschop van Den Bosch om Van den Elsens ontslag
te bewerken 94 ( 94) vgl. Notulenboek N.B. B. blz 59)
De verhoudingen waren dus wel uitermate gespannen. Gevolgen had een en ande
voor Van den Elsen echter niet……
Intussen waren de scheidsrechters – door het dagelijks bestuur van de N. B. B. was
als zodanig aangezocht Mr Kolkman, die weer de hulp van Mr. Veegens
had ingeroepen – met hun rapporten gereed gekomen. Werd de wettigheid van
de leenbank volgens de wet van 1855 hierin erkend, in soliditeit zou deze
echter bij die volgens de wet van 1876 “aanmerkelijk” ten achter staan.
[de NBB wilde nu geen leenbanken meer erkennen tenzij volgens de wet van
1876, de Noordbrabanders protesteerden] Het dagelijks bestuur besloot
daarop echter, op voorstel van Alphons van Rijckevorsel een motie
van vertrouwen voor te stellen….. Zelfs zou het ontslag nemen,
wanneer het besluit niet werd gehandhaafd. Tevergeefs trachte de Bis-
schop van Den Bosch, over deze motie geraadpleegd, de voorzitter van de
N.B. B. te bewegen van zijn voornemens af te zien. Tot grote ergernis
van de Van Rijckevorsels werd ter vergadering van het algemeen bestuur
B69 Landbouw
met de diverse Raiffeisencommissies op 26 november enige mate aan de wens van de Boordbrabanders toegegeven. Weliswaar bleef het bestuur
van de M. B.B aan de overtuiging omtrent de grotere soliditeit van
de leenbank volgens de wet van 1876 vasthouden. ……van de andere kant
werd vrijheid gegeven om ook leenbanken volgens de wet van 1855 op te richten
[De van Rijckevorsels bleven zich verzetten]
……kwam de slag hard aan, te oordelen althans naar de
reactie, welke circulaire en memorie, “het pamflet van Van
den Elsen en Van den Heuvel bij het dagelijks bestuur van de N. B.B.
maar vooral bij de Van Rijckevorsels wekte……. Alphons
diende aanstonds zijn ontslag in als lid van het dagelijks bestuur
van pag 93 N.C. B 104…… Het scheen inderdaad alsof de Van
Rijckevorsels alle bezonnenheid verloren hadden. Zij achtten zich
immers in staat om het bestuur van de N.C.B “met zijn adviseur
daarnevens” met één slag aan de dijk te zetten, wat volgens Alphons
misschien de afscheuring van slechts “eenige afdelingen ten gevolge zou
hebben 106. ( 106) Brief van A. van Rijckevorsel aan Ridder de van der
Schueren 3-1-1898)
Zonder kennisgeving aan het dagelijks bestuur riep deze [A. Van
Rijckevorsel] de voorzitters van de afdelingen van de N.C. B. ter
vergadering naar Den Bosch, naar het heette ter bespreking van
de knoeierijen in de kalverhandel….. [Er zou een motie worden
voorgesteld “Volkomen aanhankelijkheid [aan Utrecht] onder
afkeuring van het pamflet van Van den Elsen en Van den Heuvel
……Zelfs meende Alphons te mogen rekenen op de hulp van de bisschop,
die hij “gebeden” [had] beslist op te treden, teneinde ruzie en
afscheiding te voorkomen.
Transcriptie en redigeren: januari 2025 Hans Mestrum m.b.v. Transkribus